Crisisbord
Crisiskeramiek
Hoe inventief moet je als kunstenaar zijn om in tijden van crisis toch voldoende brood op de plank te krijgen? Je werk in de uitverkoop doen, een ander genre kiezen of je aanpassen aan de smaak van het publiek? Chris Lanooy, een van onze bekendste keramisten van de twintigste eeuw, heeft zichzelf deze vragen ongetwijfeld ook gesteld toen de beurskrach van 1929 een tijd van grote werkloosheid en armoede inluidde. Hij vond de oplossing in een serie speciale ‘Crisisborden’, die hij in de jaren 1931-1932 op de markt bracht.
Chris Lanooy (1881-1948) begon zijn loopbaan als plateelschilder bij verschillende fabrieken. Daar beschilderde hij vazen en ander sieraardewerk met decoratiemotieven als bloemen, vissen, draken en vlinders. Hij bleek over een bijzonder tekentalent te beschikken. Toch besloot hij rond 1908 de figuratieve decoraties op keramiek de rug toe te keren. Hij had zich inmiddels als zelfstandig pottenbakker in Gouda gevestigd. Lanooy draaide zijn vazen en schalen met de hand en bedekte ze met kleurige glazuren die hij zelf samenstelde. Eindeloos experimenteerde hij in zijn atelier om tot nieuwe glazuureffecten te komen. En dat deed hij met veel succes. Van meet af aan kreeg hij de gelegenheid zijn werk te exposeren, zoals in 1910 op de Wereldtentoonstelling in Brussel en, in datzelfde jaar, op een tentoonstelling in New York, waar ook Mondriaan was vertegenwoordigd. De solotentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam die hem in 1914 ten deel viel, betekende zijn grote doorbraak. Hij was toen 33 jaar. Ook Nanne Ottema, de oprichter van Keramiekmuseum Princessehof, kocht al vroeg keramiek van Lanooy aan, en dat bleef hij doen tot aan diens dood. In Lanooys werk zag hij een directe relatie met de eeuwenoude Chinese en Japanse ‘glazurenkeramiek’ die hij in zijn collectie had.